2 oktober, 09:06 • 3 minuten leestijd
Kees Platschorre uit Ellewoutsdijk is de jongste van tien kinderen. Als de oorlog uitbreekt is hij zeven jaar. Achter het huis waar hij woont is de zee en naast het huis is het fort Ellewoutsdijk. In dat fort zitten eerst Hollandse soldaten. Als twee van deze soldaten om burgerkleding vragen bij de familie gooit Kees' vader de geruilde soldatenkleding in zee, de helm die blijft drijven laat hij met stenen zinken. Daarna arriveren Duitse soldaten met getrokken geweren, op zoek naar de Hollandse soldaten. De oorlog is begonnen, al snel wemelt het rond het huis van de Duitsers.
De broer van Kees moet voor de Duitsers werken in het fort, munitie schoonmaken en inpakken. Ook Kees zijn zus werkt voor de Duitsers. Ze moet aardappels schillen en beschimmeld brood afschuren in een tobbe.
Iedere week een verhaal van een Zeeuw tijdens de Tweede Wereldoorlog
80 jaar geleden begon in september de bevrijding van Zeeland van de Duitsers. Iedere woensdag brengt Omroep Zeeland een verhaal van een Zeeuw tijdens de Tweede Wereldoorlog in het tv-programma De Laatste Getuigen. Vanavond vertelt Kees Platschorre zijn verhaal.
In het dorp is weinig verzet, maar er gebeuren wel illegale dingen. Zo laat Kees' vader vaak 's nachts een varken slachten. Om het aantal op papier te laten kloppen komt er dan meteen op de plek van het grote varken een biggetje terug.
"Eén keer kwam er een controleur en die zei: 'Die is weinig groter dan toen ik hier vorige keer was. Pakweg drie, vier maanden geleden.' Ja, zei vader, dat is een rotvarken. Ik zal hem eens in de worst laten draaien. Maar dat was niet waar. Het varken was geruild."
Tegen het eind van de oorlog wordt het huis van de familie van Kees gevorderd. Ze moeten evacueren naar het midden van het dorp. Maar ook daar is het gevaarlijk. Kees herinnert zich dat de vallende bommen van de geallieerden op Duitse posten klinken als huilende wilde wolven.
Die ene granaat
Uiteindelijk moet het hele dorp naar Driewegen evacueren. Ook daar is het niet veilig. Als de Schotten komen wordt er hevig gevochten. 's Nachts zijn Kees en de andere kinderen bang in bed en mogen ze bij de volwassenen komen zitten.
"Toen kwam die granaat binnen. En dat was bingo. Het was één gloed en een grote stofwolk. Muren die uit elkaar spatten. En de scherven door de rondte. Moeder zat schuin tegenover me, en die had zo'n scherf in haar hals." Kees gaat met zijn vinger langs zijn hals en beeldt het uit. "Dat heb ik gezien."
Kees kruipt op zijn knieën over de puinhoop weg. Hij zegt tegen zijn zusjes dat ze weg moeten. "Maar ze kwamen niet, ze bleven zitten. Toen was ik elf jaar. Dat kostte mijn moeder en twee zusjes het leven."
Als het licht wordt gaat Kees naar buiten. Zielloos zit hij op een bankje langs de weg. Als de Schotten langslopen met hun doedelzakken is dat de eerste muziek die hij hoort sinds het begin van de oorlog.
"Nog steeds als ik een doedelzak hoor, komt alles terug. Maar dat is niet erg, want het komt toch terug."