Ontdek de fascinerende geschiedenis achter de iconische klanken van dit bijzondere instrument
In de (winkel)straten van Schotland zijn het hele jaar door doedelzakspelers te vinden. Ze spelen tijdens de Highland Games, in optochten en op andere evenementen en muziekfestivals. Vaak wordt gedacht dat de doedelzak, ook bekend als de Great Highland Bagpipe of Piob Mhor, van origine een echt Schots instrument is. Maar dat is niet zo, vermoedelijk is het instrument circa 2000 jaar v. Chr. ontstaan in India, Pakistan en Iran. Hoe doedelzakken in Schotland terecht zijn gekomen is niet helemaal te achterhalen. Sommige historici vermoeden dat de doedelzakken vanuit het oude Egypte naar Schotland werden gebracht door de Romeinen. Anderen denken dat het muziekinstrument door koloniserende Schotse stammen is meegenomen vanuit Ierland. Wat wel zeker is, is dat doedelzakken wereldwijd in verschillende vormen hebben bestaan. Ook in Duitsland, Schotland, Ierland, Galicië en Asturië (Spanje) en Servië en Albanië zijn soortgelijke blaasinstrumenten in de loop der eeuwen onderdeel van de lokale cultuur geworden. Maar het waren de bewoners van de Schotse Hooglanden, de Highlanders, die het instrument zelf hebben ontwikkeld tot zijn huidige vorm.
Duitse soldaten noemden de Schotten met hun kilts en doedelzakken tijdens de Eerste Wereldoorlog Crying Ladies from Hell
De doedelzak werd officieel uitgeroepen tot het Schotse nationale muziekinstrument in tijden van oorlog en vrede. Oorspronkelijk was de doedelzak bedoeld voor op het slagveld vanwege zijn geluidsbereik. Het is niet mogelijk om het geluid harder of zachter af te spelen. Er is maar een volume mogelijk en dat is: hard. Tot wel 120 decibel! In 1549 werd voor het eerst vermelding gemaakt van een doedelzak tijdens de Slag bij Pinkie Cleugh. De pijpen vervingen de trompetten om de Highlanders aan te moedigen. Het allesoverheersende geluid werkte goed tijdens de strijd en werd gehoord tot op een afstand van 16 km. Later, rond 1700, werd de doedelzak gebruikt door verschillende (Keltische) volksstammen die in Schotland leefden. De stamhoofden van de zogenoemde ‘clans’ hadden hun eigen doedelzakspelers. Deze hereditary pipers werden geboren in families van doedelzakspelers en hun baan ging over van generatie op generatie.
Na de laatste opstand van de jakobieten in 1746 werd het door de Schotse regering verboden om een doedelzak te bespelen, net als het dragen van een kilt. In de Schotse regimenten die onderdeel waren van het Britse leger werden beide gewoontes nog wél toegestaan. In 1785 werd het verbod weer opgeheven, maar het zou nog tientallen jaren duren totdat deze iconische Schotse gebruiken weer erkend werden. In 1822 bracht koning George IV een bezoek aan Edinburgh gekleed in een kilt en zo kreeg de bevolking er weer aandacht voor. In 1910 werd er een militaire academie (Army School of Bagpipe Music and Highland Drumming) opgericht voor doedelzakspelers en drummers. Iedere legereenheid had zijn eigen doedelzakband en er kwamen handboeken en muziekcomposities voor de Great Highland Bagpipe. Duitse soldaten noemden de Schotten met hun kilts en doedelzakken tijdens de Eerste Wereldoorlog Crying Ladies from Hell. In deze oorlog kwamen duizenden doedelzakspelers om het leven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gold er een verbod op de inzet van pipers op het slagveld, maar dit kon niet voorkomen dat er toch een aantal bij waren. De zogenaamde pipe bands maken tegenwoordig nog steeds een belangrijk deel uit van het Britse leger.
Technisch gezien is de doedelzak meerdere instrumenten ineen. Dit bijzondere instrument bestaat uit een leren of kunststof zak waar vijf pijpen van verschillende lengtes doorheen steken. Drie pijpen, de drones of bourdon, maken een constante bromtoon en bestaan uiteen bas-bourdon en twee tenor-bourdons. Om dit geluid te krijgen wordt de met lucht gevulde zak onder de arm gehouden en ineengedrukt. Deze bourdon-pijpen hebben een brede ronde (cilindrische) boring met enkelriet en zijn vergelijkbaar met een klarinet. De vierde pijp is kegelvormig (conisch) met dubbelriet en is verwant aan de hobo. Op deze pijp, ook wel de chanter genoemd, wordt de melodie gespeeld door de gaten met de vingers af te sluiten. De laatste is de mondpijp die gebruikt wordt om lucht in de zak te blazen. De rietbladen produceren het geluid met lucht uit de zak en niet direct via de mond. Zo kan de doedelzakspeler rustig blijven ademhalen en op die manier aan een stuk door blijven spelen. De luchtzak is meestal bedekt met een hoes voorzien van een Schotse ruit.
De folkloristische doedelzakmuziek van Schotland heeft sterke banden met de Gaelische of Keltische cultuur. Op de doedelzak worden de twee muziekstijlen Ceòl Mór en Ceòl Beagh gespeeld. De letterlijke betekenis hiervan is ‘grote muziek’ en ‘kleine muziek’. Zoals bekend speelt een doedelzakspeler in een speciaal tenue, de Full Highland Dress, die bestaat uit. Er zijn twee kledingstijlen, namelijk de Highland dress 1 en de Highland dress 2. De eerste versie is wat uitbundiger en meer bekend. Deze omvat een geborduurde uniformjas, een kilt, een kleed, een hoge hoed, speciale schoenen, sokken, een riem en een tasje. De militaire doubletjas met schoudervullingen is gedecoreerd met een Schotse vlecht en distelknopen. De kilt wordt gemaakt van een wollen stof genaamd tartan met het typische Schotse ruitenpatroon. Vroeger kon men aan het patroon zien bij welke clan iemand hoorde. Van oorsprong hoort onder de kilt geen ondergoed, alleen als er wordt gedanst of gesport (denk aan de Highland Games). Tegenwoordig is dit een kwestie van persoonlijke voorkeur, er zijn geen regels voor. Het traditionele kleed, de piper’s plaid genaamd, wordt gedragen als een cape. Het 3,5 meter lange plaid is ook gemaakt van tartan en dient hetzelfde patroon te hebben als die van de kilt. Het is een hele kunst is om het kleed op de juiste manier om te doen, de hulp van iemand anders is hierbij noodzakelijk. De Feather Bonnet, de hoge hoed, wordt gemaakt van struisvogelveren. Het originele hoofddeksel is van Engelse makelij (The Feather Factory) en zij leveren hun hoeden van hoge kwaliteit ook aan het leger. De schoenen, ook wel bekend als Old Highland Shoes, gaan natuurlijk samen met de Highland Bagpipe Socks, die reiken tot net onder knie. Om de taille wordt een bruinleren riem gedragen met een koper-, brons- of goudkleurige gesp. Het tasje, sporran genaamd wordt om de middel gedragen over de kilt heen. Dit tasje was nodig omdat er in een kilt geen zakken zitten. Sporran betekent portemonnee in het Gaelisch. Vroeger was het normaal om een flesje whisky bij je te hebben, tegenwoordig gaan de autosleutels in dit tasje. Daarnaast zijn er nog accessoires die gedragen kunnen worden zoals een kleine dolk, een sgian-dubh of piper’s dirk, en de diagonale crossbelt die onder of over het kleed gedragen kan worden. Traditioneel werd deze gebruikt om een zwaard aan op te hangen. Dan is er nog de geruite Victoriaanse broche met daarin prachtige edelstenen verwerkt, waarmee de plaid wordt vastgemaakt.
Onder de kilt hoort geen ondergoed, alleen als er wordt gedanst of gesport (denk aan de Highland Games)
Het iconische instrument is sterk verweven met de Schotse cultuur en wordt gezien als cultureel erfgoed. De Schotten willen dit graag in stand houden en promoten het doedelzakspelen dan ook. In Glasgow is er zelfs een school voor doedelzakspelers, genaamd de College of Piping, opgericht in 1944. Daar komen spelers vanuit de hele wereld om lessen te volgen. En elk jaar in augustus vindt er in de stad het internationale festival Piping Live! plaats, met optredens van duizenden ‘pipers’. Om jonge mensen aan te moedigen om het doedelzakspelen te leren, leende de stichting Scottish Schools Pipes and Drums Trust in 2018 voor periode van drie jaar 500 doedelzakken uit. Zo krijgen de kinderen de gelegenheid om te ontdekken of spelen op het Schotse instrument echt wat voor ze is. De Schot Les Wallace, voormalig topdarter met de bijnaam McDanger, droeg altijd een traditionele kilt. Op grote toernooien werd hij altijd begeleid door één of meerdere doedelzakspelers.
ANNEMIEKE JANSEN, AUGUSTUS 2020